Aan de Maliebaan
Elke maandagmiddag liep ik
langs de lange Maliebaan
‘k Zag er tegenop als tegen
de
hoge huizen in de laan
Juffrouw Kleijnstra was groot
al leek dat maar zo te zijn
Want zij was al een oude
vrouw
en ik als kind nog klein
Het huis stond vol met
klokken
Het rook er oud en muf
Op de klep van de piano
tikte ‘t potlood van de juf
Haar gezicht dichtbij het
mijne
Ik hopend dat het goed zou
gaan
dat de les bijna voorbij was
maar de tijd leek stil te
staan
Juffrouw Kleijnstra
U zal wel al heel lang dood zijn
De muziek allang verstomd zijn
Maar telkens als ik langs uw huis fiets
aan de Maliebaan
Lijkt er achter ’t grote raam
een schim van u te staan
En hoor ik weer de klokken slaan
En hoor ik weer het potlood gaan
tot
de les weer is gedaan
Aan de Maliebaan
Op een zekere maandagmiddag
stond ik voor een dichte deur
Stiekem blij want even vrij
van de wekelijkse sleur
Ik ben toen maar naar huis
gegaan
van ’t wachten snel verveeld
Ik heb op de Maliebaan
nooit piano meer gespeeld
Niet meer tikte ‘t potlood
de noten in ‘t gelid
De klokken in het huis
hadden de tijd voorbij getikt
In ’t ziekenhuis nog langs
geweest
een vreemd gezicht was het
Voor ‘t eerst leek u toen op
uw naam
zo klein in ‘t grote bed
Juffrouw Kleijnstra
..
Fragment uit: Sonatine Op. 55, nr. 3, Fr Kuhlau