vrijdag 4 mei 2012

Maliebaan Dr. Max

Plaquette Maliebaan eert 'Dr. Max'
Gepubliceerd: 2008-10-03
door: Stadsredactie TvdB


Een door burgemeester Wolfsen onthulde plaquette herinnert op de Maliebaan 72 bis voortaan aan verzetsvrouw Marie Anne Tellegen. De onthulling was vrijdag in het bijzijn van Janneke Schwartz, die in de oorlogsjaren en ook daarna lange tijd de persoonlijk assistente was van Tellegen.

Tellegen werkte op het stadhuis in Utrecht toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Ze nam onmiddellijk ontslag op het moment dat burgemeester Ter Pelkwijk door de Duitsers aan de kant werd gezet voor een NSB-burgemeester. Tellegen ging in het verzet en noemde zich Dr. Max (de M en A voor Marie Anne en de X voor de onbekende). In het verzet dacht men daarom vaak dat Dr. Max een man was.

In dat verzet was ze onder meer actief als organisator van de verspreiding van het blad Vrij Nederland en ook werkte ze mee aan diverse andere verzetsbladen. Haar assistent Schwartz deed allerlei koerierswerk en onderhield bijvoorbeeld de contacten met de ondergedoken burgemeester Ter Pelkwijk.

Het verzetswerk gebeurde onder de ogen van de Duitsers want dat deed ze vanuit haar woning aan de Maliebaan 72 bis waar ze als buren de Sicherheitspolizei had, waar diverse opgepakte verzetsmensen werden verhoord. Even verderop aan de Maliebaan was ook het hoofdkantoor van de NSB gevestigd. De anekdote was dat de Duitse politiemensen hadden gezegd over Tellegen en Schwartz: “Ach, die twee aardige vrouwen”.

Na de oorlog werd Tellegen directeur van het Kabinet van de Koningin onder Wilhelmina en later Juliana. Dat was bijzonder want voor het eerst werd die post door een vrouw uitgevoerd. Wilhelmina noemde haar directeur ‘Een kei!’. Ze ging met pensioen in 1959 en wijdde zich daarna vooral aan het werk van de 18e eeuwse schrijfster Belle van Zuylen. Ze overleed in 1976 op 82-jarige leeftijd. Al eerder is in Transwijk een laan naar haar genoemd.

De plaquette was een initiatief van Wout Buitelaar, bewoner van de Maliebaan, die een boek over de Maliebaan in oorlogstijd schreef. Hij kreeg de huidige bewoner van het pand, Staalbankiers, zover het eerbetoon aan Tellegen te sponsoren.

maandag 30 april 2012

Gedicht: de Utrechtse Maliebaan (D.Oortman)


In de Utrechtse Universiteitsbibliotheek wordt een prachtig lofdicht bewaard van ene

D. Oortman op de Utrechtse Maliebaan. Het dichtwerk dateert zoals blijkt uit de regels 132-155 van kort na de Vrede van Utrecht van 1713.

Van Oortman is verder vrijwel niets bekend. Je kunt gissen dat hij tot de in Utrecht niet onbekende, Doopsgezinde familie Oortman hoorde. In De Koninklijke bibliotheek in Den Haag wordt een bruiloftsgedicht bewaard van een D. Oortman uit 1719: Bruiloftzangen op het huwelyk van den wel ed: heere Sibertus van Romondt, muntmeester particulier der provinciale munte 's lants van Utrecht. En de wel ed: jongkvrouwe Margareta Christin a van Muyden. In den echt vereenigt den V. der Wintermaent des jaers M.DCC.xIX.

Eveneens uit achttiende eeuw kennen we een R. Oortman en een Suzanna Maria Oortman. Ook over deze beide dichters is nauwelijks iets bekend.

Jos Houtsma

                         De Utrechtse Maliebaen

             1                Nu wil myn zangnimph (1) zich verblyen

In Neeriants grootste Lustprieel,

De Stichtse wandelgaleryen,

By 't schel gefluit van Filomeel.

5          Nu wil zy uwen lof opzingen,

O Sierelyke Maliebaen,

Maer onmagt kon haer licht bedwingen,

Waer door ze zou verlegen staen.(2)

Dog wilt ge u zelven niet bedriegen,

10        Vermetle, styg dan niet te hoog,

Of 'k zie uw vlerken onder 't vliegen
                        Versmelten voor des waerelds oog.(3)



            Gy zusters(4 ) wilt myn Nimf verzeilen,

             Terwyl ApolI' haer geest verlicht:

15        Dan doet de dichtlust d'adren swellen

            Op 't zien van 't glansryk morgenlicht;

            Daer Febus(5) 't hooft beurt uit de kimmen,

            En gras en kruid tot voedtster strekt;

                        Hoe hoger dat zyn glans aen 't klimmen,

20        Den dauw van tedre bloempjes lekt.(6)

                       Maer ik ga my tot uw lanen wenden,

                       So net geschoren als gepoot(7)
  
            Daer boom voor boom met top en enden

            Schier aen de lucht en wolcken stoot.


25        De wakkre jeugd gaet zich vermaken

Eer nog de zon de leên vermoeit,

En stryd om 't best den bal te raken,

Dat slag op slag door de oaren loeit,(8 )

                        Dat wis de Nagtegael zou hindren

30        Zo niet 't aentrekkelyk geluit

De lust tot spelen deed vermindren,

1 Mijn muze.
2 Bescheidenheidsformule: de dichter acht zich niet tegen zijn taak opgewassen.
3 Zoals de vleugel van Phaëton smolten in de hitte van de zon.
4 De andere muzen.
5 De zon.
6 Als de zon hoger stijgt 'likt' hij de dauw van de bloemen.
7 Zowel netjes geknipt als voorzien van pootgoed.
8 Het kaatsspel: de ene slag na de andere 'loeit' j3 om dG oren.


En luistren naer het zoet gefluit, \

Dat hart en zinnen zou verrucken,

Was 't enige oogmerk niet om stryt


35        Op 't Stichtse Capitool te plucken

                        De vruchten van hun nyvre vlyt.9

                            

                        Terwyl de koopman, moê van slaven,

Zyn maeltyt in de groente doet,

Om 't afgesloofde brein te laven

In eenzaemheid, die geesten voed,

40        Hy ziet in May de knoppen groejen:

                        Dat set hem regt vernoegen by.

't Geboomte, als eene Roos aen 't bloejen,

Viert Venus blyde jaargety.


0 sielverquikkende bosschaedje,

45        Wat heeft uw kunstig lustprieel

Van Vrouw natuur tot een schenkaedje

Al gaven, even net en eêl!(10)

Thessalie mag haer Tempe roemen,

Vereeuwt door Grieks en Roomsch gedicht,

50        Semiramis haer hoven noemen,

Dat kunst ~een weerga heeft gesticht,(11)

En brallen (12) op haer groene dreven:

Al wat zy had, gy hebt het meê.

Vond Epicuur daer lust in 't leven,(13)

55        Gy Zyt een schuilplaets voor Astree.(14)

Gy schenkt aen die de groente minnen

Een zoete aengename rust.

De doffe en afgematte zinnen

Streelt gy met nieuwe geest en lust.


60                    't Zie Blyhart met syn lief getreden.

Hy wil haer prenten in den zin

Het zoet en al de aenminnigheden

Van zyn opregte trouwen min.

Hy zegt: "Myn engellin, myn leven!"

65        En vryt vast yvrig op zyn wys.

                        "Het groen is selfs tot min genegen,

En gy blyft nog zo koudt als ys.

Myn tweede ziel, myn lieve Roosje,

Ay, gun my balsem van uw mond!

70        Ay, schiet dog eens een enkel bloosje

                        Tot heling van myn minnewond!

Ay, houd u langer niet verscholen,

Naerdien de jeugd het huwen past.

Een dwalend Schaep, hoe zeer verholen,

75        Word van den Wolf het eerst verrast!"

Dog Roosje, die zyn minneklachten

Onagtsaem sloeg als in den wind,

                        Sprak: "Blyhart, 'k kan uw praet niet achten,

Mits ik geen trek tot paren vind."

9 De spelers zouden hun spel vergeten als ze naar de nachtegaal zouden luisteren.
10 Wat heeft Vrouw natuur uw 'kunstige lustprieel' veel fraaie en edele gaven geschonken!
11 De beroemde 'hangende tuinen van Babylon'.
12 Pochen 13 De Griekse filosoof Epicurus onderrichte zijn leerlingen in zijn tuin.
14 Astraea, sterrenmaagd, godin van de gerechtigheid.

            80        De jufferschap, terwyl(15) aen 't swieren

                        En elk om 't keurigst opgetooit,

Met lokken die het voorhooft sieren,

En kledren naer de kunst geplooit,

't Aenminnig blos, de blanke leden,

85        En duisent lonkjes ondereen,

Trotseren (16) al de aenvalligheden

Van Juno, Pallas en Heleen.

Hier op komt d'Adel toegetreden,

Met honing zoete vleyery,

90        Met aerdigheên vol pit van reden

                        Zich vlyende aen haer groene zy.

                        De knegts zyn met de vracht beladen

Van Cinas applen en Citroen,

Van keurig fruit en limoenaden,

95        Om reuk en smaek gelijk te voên,

Wyl Filomeel, nu vast vergeten

Haer zwager Tereus gruweldaên,(17)

In 't topje van een boom gezeten,

Heft een verliefde ventdeun aen.

100      't Gevogelte - agter 't groen verscholen

En door den Leeuwerk vroeg gewekt,

                        Die stygende uit zyn groene holen

                       Al zingende na er de wolken trekt

Vermoeit door het gestadig quelen,

105      Op 't steken van de zagte fluit,

Gepaert met schelle maegdekelen,

0 zielsverruckende geluid!(18)

                        't Is óf de gouteeuw(19) was herboren,

En de oude weelde weêr verscheen,

110      De zoete vreê streelt yders ooren,

't Is alles stil en wel te vreên.

                       0 lusthof met uw groene dreven,

Daer hof by hof in 't rondt verschynt,

Gy gunt den mensch hier jeugt en leven,

115      Daer zorg en arbydt voor verdwynt.

                        Wat kan u dan meer luister geven,

Vermaerde Bisschoplyke stad:

Het groen van zo veel trotze dreven,

of pragt die uwe wal omvat?

120      Of zal ik tot uw lof gewagen

Hoe hier door vlyt van trap tot trap

De nyvre jeugd word opgedragen

Aen wysheid, kunst en wetenschap?

Die even als de biën hangen

125      Aen't Roosje dat pas opengaet

Om honing van elk blad te vangen

By 't krieken van de dageraet.

15 Ondertussen.
16 Steken naar de kroon 17 De nachtegaal, die de wandaden van haar zwager' 18 Bedoeld is waarschijnlijk dat de vogels, die moe zijr de zachte fluit horen en het gezang van de meisjes 19 Het gouden tijdperk.


Of moet de swier uit verre ryken

                        Met onbeschryffelyke pragt

130      Uw lof den aerdkloot rond doen prryken,

In uwen schoot byeen gebragt!(20)

'k Beken, gy zaegt het oorlo~ blussen,

Verhef u vry op zulken eer:(21)

De Wolf het weerloos Schaepje kussen,

135      Mars buigen voor de vrede neêr.(22)

                       Maar neen, het zijn de wandelwegen

                       Van uw vermakelyk plantsoen,

Daer d'arbeitsman ter neêr gezegen

op een tapyt van jeugdig groen,

140      Zyn matte leden vlyd tot rusten

In koele schaduw van dan boom:

Niets kan zyn geest zo zeer verlusten

Dan dus te sluimren, vry van schroom.

                       Geen zorg nog vrees ontsluit zyn oogen,

145      Geen oorlogskreet, die 't hert doorsnyt,

Belet, door wellust opgetogen,

't Genot dier langgewenschte tyt;

Dat nu de koopliên adem halen

Naerdien de handel daeglyks groeit:

150      Geen oorlog zal den winst bepalen,

voorheen te jammerlyk besnoeit.

Juig, Steejeugd, zing nu zegenzangen,

Vlech kranssen van het eêlste groen,

Wil Rosen om d'Olyftak hangen,

155      Schakeer op 't schoonste een bloemfestoen!

                        Maer hoe, wat mag myn zinnen strelen?

Waer voeren zy myn yverbeen?

Ik keer my tot uw Lustpriëlen,

En hondert hoven agtereen.

160      Hier slyt den Lantheer zyne dagen,

                        Gerust en van geen zorg gemoeit,

Als hy van boom, van telg en hagen,

Het alteweeldrig hout besnoeit.

Dan kan hy nauwlyks zich bedaren


165      Van vreugd, als in de Lente tyt

                        Natuur op Tulp en rosebiaren

Om gloedt en schone kleuren stryt

die voor de avond staen te treuren,

Maer door den1 ugtentdauw besprengt

Haer hooft weer naer den Hemel beuren,

Tot dat de Son haer t1opjes zengt.

            170      Hier ziet men Flora zich vermaken

Maer Pales23, die haer steets verzelt

Waerdeert de bloemen van haer kaken

175      Meer dan al 't bloemgewas op 't veldt.


Doch wie kan al het zoet vertellen

Van Utrechts groene Maliebaen.

Hier ziet men kers en krieken zwellen,

                        Gints overvloed van peren staen.


20 Of moet de zwier uit verre rijken [n.], die in uw schoot bijeen is gebracht, uw lof over de hele aarde bekend maken.
21 Daar mag u rustig trots op zijn.
22 Toespeling op de Vrede van Utrecht., 23 Herdersgod, wiens feest in het oude Rome werd gevierd bij de Parilia op 21 april


180      Hier groejen goudgeele Abricosen

En Persiken, vol smaek en geur,

die op haer wangen pronken, blosen,

Met Tydeloos(24) en rosekleur.

Hoe weeldrig ziet men 't alles groejen,

185      Geen boom, geen bloem, geen plant die zucht:

                        't Wil voor zyn tyt zelf wassen, bloejen,

Gekoestert door de frisse lucht.


Myn nimf blyft hier met haer gezangen

Een poosje rusten op het veldt,

190      En ziet het Bietje honing vangen

Van zo veel bloemen, ongetelt.

Hier gaet de Lely 't sneeuw te boven,

Haer bloem, geërt aen konings hoven,

Staet prachtig op zyn steel ten toon,

200      Verzelt van duisent Angelieren:

                        Geen een die haer het wit benydt,

Maer om den reuk en losse swieren

Gaet deze bloem met haer ten stryt.

Wie moet niet in elk bloem hof dolen,

205      Daer Matelief en Hyacinth

Auricul(25) Crocus en Violen,

't Nieuwsgierig oog verrukt, verblindt.

0 bloempjes, 'k moet uw luister roemen,

Nog hoger uwe reuk en geur,

210      Den Tulp nochtans uw koning noemen,

                       Om zyne hoogte, pragt en kleur.

Verwyt het my niet, schone Rosen,

Die met Adonis bloedt geverft,

                        En met het starkste purper blozen

215      Daer 't Tirisch purper voor besterft (26)

Uw zwakke steeltje doet u duiken

Of kruipen langs het zand op d'aerdt.

Men moet u beuren, wil m'u ruiken.

De Tulp alleen ziet hemelwaert.


           220      Gelukkig die hier sticht zyn woning
                       
                       En vergenoegt leeft in het groen.

Meer zorg ontrust den ryksten koning

Op vorstelyke paviljoen,

Als hem die 't stil en eenzaem leven

221      Voort 't slaefs gewoel van 't hof verkiest,

En wandlende langs groene dreven

Geen uurtje vrugteloos verliest.

't Gevogelt komt hem 's morgens wekken,

Het bloempje lacht hem vriendlyk aen,

225      Hy ziet de zon den dauw optrekken

En al 't gebloemt weêr opengaen.


Roem vry, Italiën, op hoven,

Door magt van geldt en kunst gebouwt,

Dit gaet uw roem zo ver te boven

235      Als uwe pracht het eenzaem woudt.

Myn Maliebaan zelf roem kan dragen

                        Dat haer vermakelyk plantsoen


24 Narcis.  25 Sleutelbloem.
26 De rozen waar de dichter op doelt zijn anemonen.


Den Lelykoning kon behagen (27)
En aen zyn keurig oog voldoen.



240      Daer duizent vogels hupplen, springen,

In lommer van de lindenblaên,

De wiltzang, die de diertjes zingen,

Weergalmt van d'een in d'ander laen.


De klanken rollen langs de bomen,

245      Kleen vogeltje, van uwe stem.

Gy zelf, van blydschap ingenomen,

                       Geeft aen uw eige tonen klem.

Uw klank, die d'andre doet verdoven,

Uw zang, zo zoet als tovertael,

250      Voert 's menschen hart en ziel naer boven,

Aentrekkelyke Nagtegael!

Hoe draait de klank zig in uw gorgel,

Nu ryst, dan daelt ze in uwe keel,

Uw keel verstrekt een levend orgel

255      Aen 't nooit volprezen Lustpriël.

Maer diertje, gy meugt harten roven

Door uw verruckelyk gel uit,

Uw stem gaet dof uw kracht te boven,

                       Swyg, swyg! Of d'aessem vliegt 'er uit.

260      Ay zie, hoe drilt het tedre takje,

Niet om 't gewigt, maar door 't gewelt.

Nog eens, swyg! Of een enkel snakje

Heeft u wel haest ter neêr gevelt.


Vaerwel, ik moet u nu bedanken,

265      Puikvogel, schelle Nagtegael,

Voor uw verheve zang en klanken,

My liever dan een ryk onthael.

Vaerwel, 0 voorwerp van myn zangen,

0 Stichtse Tempe, lieflyk groen!

270      Myn hart blyft in uw tacken hangen,

Myn oog in 't luchtig paviljoen

Van Bladerryke Lindebomen.

Zygt, nimfen, zygt hier veilig neêr:

Wilt hier geen geile Saters schromen (28),

275      Die uwe kuisheid gaen te keer (29),

Wilt hier met duizent orgelkelen

- 't Gevogelt heft reets vrolyk aen-

                        Den lof in veldgezangen quelen

Van Utrechts trotze Maliebaen.

280      Haer lof die nimmer moet verdwynen

Zo lang het zonnelicht zal schynen.

27 Lodewijk XIV bezocht de Maliebaan tijdens zijn veldtocht tegen de Nederlanden in 1672.
28 Vrezen.
29 Die het voorzien hebben op uw kuisheid.

maandag 2 april 2012

Maliebaan Verborgen, niet vergeten

Uit de EEMKRANT

Maliebaan/Maliestation-uitzending op zaterdag 14 april a.s

Overzicht:
Afl. 1              Fort de Bilt                                         31/03/2012                                       
Afl. 2              Kamp Amersfoort                              07/04/2012                                       
Afl. 3              Spoorwegmuseum en Maliebaan     14/04/2012                                        
Afl. 4              Grebbelinie                                        21/04/2012                                       
Afl. 5.             Rosarium                                           05/05/2012 

De uitzendingen worden gedurende de hele dag herhaald                                    

RTV Utrecht over oorlog

BAARN - Jeroen Wielaert vertelt vanaf 31 maart in het nieuwe programma Verborgen, niet vergeten, de indrukwekkende verhalen achter oorlogsmonumenten in de provincie Utrecht.
Deze 5-delige serie is te zien op RTV Utrecht en is gebaseerd op het boek Route `40-`45 van de presentator/ auteur Jeroen Wielaert.

Verborgen, niet vergeten is een oorlogsreisgids met mooie, ontroerende, verschrikkelijke, maar ook grappige verhalen die het oorlogsverleden weer tot leven brengt. Het is een reis langs plaatsen die nog altijd een verhaal bewaren over Utrecht en de Tweede Wereldoorlog. Er bestaan nog veel van die plekken. Onder andere het Rosarium in Utrecht, waar een monument staat dat symbool staat voor de elf verzetstrijders die op 7 mei 1945 de dood vonden tijdens een confrontatie met de Duitse bezetters. Maar ook de verhalen van de bloedbaan achter de Berenkuil Fort de Bilt, een keurige Allee Maliebaan Utrecht, Appel van de verdoemden Kamp Amersfoort, de Duivelsberg Rhenen en het Spoorweg Museum Utrecht.

Het programma is geproduceerd door Stichting Full Moon en is mede mogelijk gemaakt door Provincie Utrecht, Gemeente Utrecht, Gemeente de Bilt, Gemeente Rhenen, Gemeente Amersfoort en het K.F. Heinfonds. Met dank aan Uitgeverij Bruna.

Verborgen, niet vergeten is van 31 maart tot en met 21 april en op 5 mei te zien op RTV Utrecht. Vanaf 7.20 uur, daarna ieder uur.

RTV Utrecht is de omroep voor de stad en provincie Utrecht.

zondag 18 maart 2012

Maliebaan bomenverhuizing maart 2012

Foto: Koert Walraven




UTRECHT - In Utrecht is een grote bomenverhuizing aan de gang. Door de komst van de trambaan langs de Weg tot de Wetenschap moet een aantal bomen daar weg. In totaal worden deze week zeven lindebomen verplaatst naar de Maliebaan, vier op de zuidkant en drie op de noordkant.
Een jaar geleden zijn al voorbereidingen getroffen op de locaties. De bomen zijn toen gedeeltelijk losgestoken.

Om de bomen van hun plek te krijgen, staat er op de Weg tot de Wetenschap een kraan die 200 ton kan tillen en op de Maliebaan staat er een met 90 ton aan hydrolische spierballen.

Dinsdag zijn drie bomen geplaatst. De door de lucht zwevende exemplaren trokken veel bekijks. Als alles volgens plan verloopt staan de zeven bomen donderdag op hun plek.
In verband met de plaatsing zijn afwisselend de hoofdrijbaan van het zuidelijk gedeelte en het noordelijk gedeelte van de Maliebaan afgesloten.